Maandag avond, een uur of tien. De eerste avond van weer een
hele week alleen op kot. Omdat de verwarming nog steeds kapot was op haar kot
besloot ze om nog een lekker warm bad te nemen voor ze in bed kroop dus nam ze
haar badgerief en ging naar de badkamer. Ze liet het bad langzaam vollopen met
heet water en voelde hoe haar spieren zich ontspannen. Haar blik dwaalde weer af naar de afvoerbuis
van de boiler waar dat immense gat inzat. Weer vroeg ze zich af of het
eigenlijk geen kwaad zou kunnen maar haar vader had al gezegd dat ze zich geen
zorgen hoefde te maken dus sloot ze haar ogen en genoot.
Na een halfuurtje te hebben geweekt voelde ze zich toch wel
heel moe worden. Wat had mama ook alweer gezegd over CO-vergiftiging? Moe
worden, duizelig, reukloos,… maar ze was al moe voor ze in bad ging dus
misschien is het wel normaal. Ze besloot om zich rap te wassen en in bed te
kruipen, nu zou ze wel goed kunnen slapen. Dus ze kwam in beweging om zich te
wassen maar hoe meer ze beweeg hoe slechter ze zich ging voelen. ‘Dit is echt niet normaal’ dacht ze en ze
sprong net iets te rap uit bad. ‘Lucht!
Ik moet frisse lucht hebben!’ Ze raakte nog net tot aan het raam om het
open te klikken en dan… alles zwart.
Hoe lang ze daar al
wist ze niet maar ze wist dat ze er buiten moest. Lucht kreeg ze amper en haar
ledenmaten voelde aan alsof ze verlamd waren. ‘Rustig worden, niet panikeren, let op je ademhaling. Gebruik je armen, zet je eerst op
de rand van het bad, ja, nu het een been, nu het andere, hou je vast, had ik
maar een gsm dan kon ik mama bellen’ Alles om haar heen was wazig, voor een
ogenblik besefte ze zelf niet meer waar ze was. Langzaam ging ze naar de deur. ‘Ja de deur, die moet ik gebruiken, maar
hoe?’ Haar hersenen waren zo omzeep dat ze zelf niet meer wist hoe ze de deur
moest open doen. Paniek sloeg toe en ze viel weer. ‘neen niet blijven liggen, terug recht komaan, je weet hoe het moet,
gewoon de klink vast nemen en naar beneden halen, neen niet wenen, we raken
hier weg’ Ze klauterde terug recht en nam nog een poging om de deur te
openen. ‘GELUKT! Nu naar je kamer, daar
ligt je gsm en dan moet je bellen’ . Halverwege de gang besefte ze plots
dat ze haar gsm toch mee naar de badkamer had genomen dus strompelde ze terug
en nam hem.
Eenmaal op haar kamer smeet ze haar raam open, legde zich op
bed en belde haar moeder. Omdat ze zo aan het beven was lukt zelf dat haar
eerst niet. Eindelijk, ze hoorde de telefoon rinkelen aan de andere kant maar
wat moest ze zeggen tegen haar moeder. Toen ze haar moeders stem hoorde was ze
zo opgelucht dat ze terug begon te hyperventileren. Ze hoorde hoe de paniek in
haar moeders stem toenam dus schoot ze zelf ook terug in paniek. Haar moeder
vroeg heel de tijd wat er was maar ze kon haast geen woord uitbrengen. ‘Moeten we naar je toekomen?’ vroeg haar
moeder. ‘Ja’ antwoorde ze na enige
tijd. ‘Zeg me wat er is!’ riep moeder
in de telefoon. ‘Bad’ was het enige
dat ze kon uitbrengen. ‘Ik snap het zus,
blijf liggen waar je ligt. Wij bellen den 100 en we komen direct af.’ ‘Ok’ en toen werd het stil aan de
telefoon. Daar lag ze dan op bed. Met haar laatste krachten trok ze nog een broek
en een trui aan en wachtte.
Hoe lang? Geen idee maar plots hoorde ze sirenes aan het
begin van het straat. Politie, mug, brandweer, ambulance. Langzaam kwam ze recht
en strompelde van de trap. Toen ze de deur opende en de ambulancier zag liet ze
zich vallen in zen armen. Zij had genoeg gestreden, het was nu aan hem om haar
te helpen. Ze legde haar in de ambulance, zette haar direct een zuurstofmasker
op en vroegen haar allerlei vragen. Ze drongen niet tot haar door maar ze sloeg
er toch in om antwoord te geven.
Daar lag ze dan, ze
wou haar ogen dicht doen maar mocht niet van de ambulancier, ze moest wakker
blijven maar ze wou niet. Ze rilde en ze beefde, hij dacht dat het van de kou
was en legde een deken over haar. Ze hoorde vertrouwde stemmen op de
achtergrond maar kon niet zeggen wie het was. Ook geen vertrouwde stemmen,
waarschijnlijk van de brandweer. ‘Jaja,
zeker CO, in de badkamer, alle metingen kloppen, voer ze maar weg’ hoorde
ze hem nog zeggen. De ambulance vertrok, sirenes, rode lichten, plots witte
lichten, was ze nu al in het ziekenhuis? Ze koppelde haar aan een draagbare
zuurstoftank en rolde haar naar binnen. Direct stond een aantal verpleegers
rond haar, direct begonnen ze bloeddruk te meten en bloed te nemen. Voor even
was ze haar fobie voor spuiten vergeten en liet ze met plezier alles doen. Als
ze maar beter werd.
Plots weer vertrouwde stemmen, PAPA! MAMA! Ze voelde terug
tranen opkomen. Tranen van opluchting. Ze had haar vader nog nooit zo gezien.
De anders zo ijzige man stond er zelf bijna in tranen toen hij zijn dochter
daar zo zag liggen. Als een echte pitbull ging hij in de deuropening staan en
sprak elke dokter aan die hij kon vonden. Haar moeder nam haar hand, probeerde
haar te kalmeren door zacht tegen haar te praten. De zuurstof die ze kreeg deed
zeer in haar long. Haar armen en beneden hadden nog steeds geen gevoel maar
haar geest klaarde min of meer op. Ze maakte zich zorgen om alles waar ze zich
eigenlijk geen zorgen over hoefde te maken. ‘Ik moet morgen naar de les, broer
niet bellen anders is hij ongerust, niet naar de oma’s bellen want dan raken ze
in paniek, niet weggaan mama, zeg mama ligt mijn haar wel goed?.’ En daar was
voor de eerste keer die avond een lach op haar moeders gezicht.
Tijd was zeer onduidelijk die avond maar op een gegeven
moment kwam er een dokter binnen die zei dat
ze naar een ander ziekenhuis moest waar ze haar beter konden helpen. Ze
reden haar terug naar een ambulance maar deze keer mocht haar moeder mee en
vader ging met de auto achter komen. De rit was lang, of leek ze lang? Eenmaal
daar staken ze haar in iets dat leek op een grote duikboot. Er kwam een
vriendelijk verpleegster die haar ging uitleggen wat er ging gebeuren. Veel
snapte ze er niet van. Alleen dat het iets te maken had met druk, dat haar oren
pijn gingen doen en dat ze in een masker moest gaan ademen. Na een halfuur,
wanneer ze op de juiste druk waren, ging de verpleegster weg en moest zij het
masker opzetten. In het begin was het zeer lastig. Het was als ademen met een
kussen voor je mond maar nadat ze gaan letten op haar ademhaling ging het wel
beter. Er waren kleine raampjes in de kamer waardoor ze af en toe het gezicht
van haar ouders zag. Het ging lang duren had de verpleegster gezegd maar er
lagen boekjes dus probeerde ze eerst wat te lezen. Toen haar nek zeer begon te
doen besloot ze om even haar ogen dicht te doen maar van zodra ze in slaap
begon te raken, en niet meer op haar ademhaling letten kreeg ze het terug
lastig met het masker. Dus besloot ze maar om wakker te blijven. Er stond een
klok in de kamer, ze volgde de wijzers tot ze op hun juiste plek stonden en de
deur weer open ging.
Het was alsof er in die drukkamer een wonder was gebeurt. Ze
voelde haar armen en haar benen terug, kon terug helder denken, er kon zelfs
terug een glimlach af. Ze brachten haar naar een kamer waar ze nog de nacht
moest blijven voor observatie. Haar ouders besloten om terug naar huis te gaan
en ook nog een paar uurtjes te gaan slapen en beloofde haar om haar de volgende
morgen te komen halen. De nacht ging voorbij in stukken. Soms sliep ze een
uurtje en dan lag ze weer een uurtje wakker. Ze had verschrikkelijke hoofdpijn
en haar longen deden zeer maar ze durfde niet bellen voor een verpleger.
Toen de ochtend er was, kwam er een verpleger, een knappe
verpleger welliswaar, die haar waarde nog eens controleerde en besliste dat ze
naar mocht maar wel nog veel moest rusten.
Terwijl ze op haar ouders aan het wachten was lag ze te
denken aan wat er gebeurt was. Hoeveel geluk ze wel niet heeft gehad. Hiervoor
had ze altijd gedacht dat ze het niet erg zou vinden moest ze sterven maar toen
ze daar lag had haar overlevingsinstinct het toch overgenomen. Iets of iemand
had haar een tweede kans gegeven in het leven en die moest ze benutten. Sinds
die nacht geloofd ze nog steeds niet in God maar sinds die nacht geloofd ze ook
niet meer in puur toeval.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten